Er doolt een man in mij
Rusteloos
Soms klemt hij zich met armen en benen
(Af en toe met tanden)
Om mijn borstbeen
En weigert te vertrekken
Zelfs nadat ik het vriendelijk vraag
Zelfs nadat ik smeek
Zelfs nadat ik scheld en roep
hem uitmaak voor buikloopgorgelaar
Hij klemt zich steviger vast
Spuwt in mijn longen
Zelfs als ik mijn hele lijf doe beven
Als ik schud met heel mijn hebben en houden
Hij houdt vol
Hij lost niet
Mijn adem stokt
Een vaag deken drukt me naar beneden
Verstopt vinden slechts tranen hun weg naar buiten
Wat heeft Lotta aan?
Freek werpt een vraag onder het deken.
Een witte berenjas.
Een roze wollen sjaal.
Ze lacht naar mij.
De man zwemt langzaam weg.
Hij werpt een snik en gaat weer in mijn aderen wonen.