Streepjes tellen de dagen
dat ik je niet kan zien
Elk streepje een stokkeventje
met jouw ogen, warmte, mond
Ze tellen maar ik weet niet tot wanneer
een eindeloze blanco muur strekt zich voor hen uit
Een zee van wit
waarop te kleine reddingssloepjes dobberen
En ik tel de dagen als een van eenzaamheid
gek geworden zeeman
Zeevrouw
maar dan zonder staart of schelpen
Al probeer ik wel eens in vakantiestemming
van de streepjes een springplank te maken
En spring ik in het diepe water
zwem zo lang ik adem heb
zolang mijn longen durven uitdeinen
zo breed als eb en vloed
zo lang ze kunnen gehoorzamen
aan het verlangen van mijn bloed
En dan bots, knal ik met mijn kop
bij het naar boven gaan
tegen zo’n reddingssloep
want ’t zijn er smalle
maar ’t zijn er veel te veel
en het is moeilijk
om tussen de mazen van het net te glippen
en tussen de dagen in te leven
als ik niet weet wanneer ik al de mijne weer zal zien
streepjes trekken
streepjes tellen
ik probeer van streep tot streep te springen
en in den beginne ging dat goed
maar nu val ik telkens weer
er tussenin
en moet ik een stuk te voet
al mag dat niet als een verrassing komen
want ik leerde van de beste
dat tijd te voet gaat
als streepjes dagen tellen